woensdag 17 juli 2013

Alles in één. Ideaal! Of toch niet?



Tijdens onze vakantie ben ik bezig geweest met het maken van zogenaamde “long exposure – opnames”, d.w.z. foto’s gemaakt met een lange sluitertijd, variërend van 5 seconden tot 4 minuten. Dit alles met als doel de beweging van water of wolken op een bepaalde manier in beeld te brengen.
 
Om overdag met zo’n lange sluitertijd te kunnen fotograferen, moet op de een of andere manier de hoeveelheid licht die je camera binnenkomt beperkt worden. Dat betekent dat je dus met een heel klein diafragma werkt. Maar meestal is dat niet voldoende. Ook al staat de ISO op 100, de foto wordt veel te licht. Om dat probleem op te lossen, kun je een ND-filter voor het objectief schroeven. Dat is een grijs filter wat afhankelijk van de sterkte van het filter een bepaalde hoeveelheid licht tegen houdt.

Overdag heb je vaak een ND-filter nodig wat 10 stops licht tegenhoudt. Waar je normaal een sluitertijd van 1/250 voor nodig hebt, kun je dan met een sluitertijd van 4 seconden werken. Dat scheelt! Maar als je zo’n filter voor je objectief zet, zie je dus helemaal niets meer door de zoeker. Je kunt dus niet meer scherpstellen, geen compositie maken, etc. En dus dacht ik de ideale oplossing gevonden te hebben in het gebruik van een variabel ND-filter. Dat is een ND-filter wat opgebouwd is uit twee polarisatiefilter die je ten opzichte van elkaar kunt draaien. Afhankelijk van hoe je ze gedraaid hebt, houden ze 2-8 stops licht tegen.

Eerst zet ik het ND-filter op het objectief wat 4 stops licht tegenhoudt. Daar boven op draai ik het variabele filter. Om scherp te stellen en om de compositie te maken, zet ik dat variabele filter op minimaal, zodat ik door de zoeker alles nog redelijk helder kan zien. Daarna gaat de AF uit, dek ik de zoeker af tegen het lekken van licht en draai ik het variabel filter op bijna maximaal (6 stops). De belichtingstijd verleng ik met 10 stops t.o.v. de belichting die ik gemeten heb voordat ik de filters op het objectief schroefde. Voor dit alles moet de camera natuurlijk in de bulb-stand staan en werk ik met een draadontspanner. De stopwatch van de i-phone dient als timer.
 
Maar als ik op een gegeven moment in een beek sta te fotograferen, krijg ik het water niet zo wit als ik het wil hebben, er ontstaat niet het ‘engelenhaareffect’ zoals je dat normaal gesproken krijgt bij foto’s die gemaakt zijn met lange sluitertijden. De rest van de foto is goed belicht, dus daar ligt het niet aan. Ik begrijp er niets van. Uiteindelijk is het mijn man (die ook fotografeert) die de oplossing van het raadsel weet: “Dat komt vast doordat er nu een ND-filter met twee polarisatiefilters voor zit!” We proberen het uit en maken een foto met alleen 2 vaste ND-filters. En ja hoor, het water wordt mooi wit! Het groen is gelijk wel iets minder verzadigd, want dat mist nu natuurlijk het pola-effect. Het verschil is duidelijk te zien in onderstaande twee (onbewerkte) RAW-beelden

 
Dat variabel ND-filter blijkt dus niet zo ideaal te zijn als het leek. Voor het fotograferen van wolkenluchten werkt het prima. Door het pola-effect wordt de lucht diepblauw. Dat betekent ook dat die lucht in een zwart-wit foto mooi donker wordt.
 
Ook voor het fotograferen van water werkt het prima als het water niet af hoeft te steken tegen donkere paaltjes of rotsen. Maar als je wilt dat het water wit wordt, dan zul je voor een andere oplossing moeten kiezen. Of je draait twee schroeffilters op elkaar, of je plaats twee schuiffilters in de bijbehorende houder achter elkaar. Beiden hebben als nadeel dat je om het beeld door je zoeker te kunnen bekijken, eerst een van de filters zult moeten verwijderen. Het blijft behelpen…..