zondag 22 mei 2011

De 10 meest gestelde vragen over macrofotografie

Mei en juni zijn bij uitstek de maanden voor macrofotografie. Bloemen en insecten in overvloed. Ik heb deze maand dan ook al heel wat workshops macrofotografie gegeven en er zullen er nog een aantal volgen. Hieronder het antwoord op de 10 meest gestelde vragen tijdens deze workshops.

1. Belichting. Controleer alle kanalen van het histogram: rood is eerder overbelicht dan groen en blauw. Dat is gelijk ook de grootste valkuil bij het fotograferen van klaprozen! In de overbelichte rode bloemblaadjes is dan geen doortekening meer te zien.

Het zwart-wit histogram op je LCD-scherm laat een gemiddelde van de drie kanalen zien en dat kan er dus goed uit zien, ook al is het rode kanaal overbelicht. Overigens is één stop overbelichting meestal nog wel te corrigeren in de RAW-converter (meer dan één stop wordt een probleem). Maar beter is het natuurlijk om al tijdens de opname het zekere voor het onzekere nemen als het rode histogram tegen de rechterkant aan zit: iets minder belichten door een kleiner diafragma, een kortere sluitertijd of een lagere ISO-waarde te kiezen.


2. Kleurruimte: Adobe RGB zorgt voor meer verzadigde kleuren dan sRGB. Kies bij macrofotografie dus voor AdobeRGB.

3. Scherptediepte is een probleem door de korte instelafstand (hoe dichter het te fotograferen onderwerp bij de lens zit, hoe minder scherptediepte) en het gebruik van een (matige) tele. Een telelens geeft immers altijd minder scherptediepte dan een groothoek- of een standaardlens.

Om het probleem met scherptediepte op te lossen, kies je meestal een wat kleiner diafragma (tenzij de achtergrond daardoor te druk wordt). Maar let op voor diffractie: hoe kleiner het diafragma, hoe sterker de buiging van de lichtstralen om het diafragma-gaatje en hoe onscherper het totale beeld omdat de lichtstralen nu schuin op de sensor vallen. Om deze reden werk ik ook bij macrofotografie nooit met een diafragma kleiner dan f16.

5. Sensor. Een kleine sensor staat dichter bij de lens dan een grotere sensor. Waardoor kleinere verstrooiingscircels ontstaan (verstrooiingscircel = alles voor of achter het punt waar je op scherpgesteld hebt, zal op de sensor een onscherpe circel vormen i.p.v. een punt). Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Scherptediepte. Dat is de reden waarom kleinere sensoren meer scherptediepte bieden dan grote sensoren. Een compactcamera biedt dus goede diensten bij macrofotografie!

6. Sluitertijd. Ook al lijkt het windstil, bloemen zullen altijd wat heen en weer bewegen door de wind. Zeker bloemen op dunne tere steeltjes. Kies daarom voor een korte sluitertijd (of gebruik een invulflitsje) om de beweging van de bloem te 'bevriezen'.


7. ISO: Deze zet je natuurlijk liefst zo laag mogelijk (100). Maar ik doe liever consessies aan de ISO-waarde dan aan sluitertijd of diafragma! Test tevoren bij welke ISO je met jouw camera nog ruisvrije foto's kunt maken. Met de Nikon D3 zijn de foto's bij ISO 800 bijvoorbeeld nog echt ruisvrij, en dat geeft dus de nodige speelruimte.

8. Scherpstellen: Stel handmatig scherp, anders blijft de AF pendelen. Zeker als je, zoals bij onderstaande foto, door iets heen fotografeert.

9. Attributen: Ik neem altijd een bloemensproeier en een zaklamp mee. Onderstaande foto werd gemaakt op het Hulshorsterzand bij zonsopkomst met de dauwdruppels nog hangend aan het stugge gras. Soortgelijke resultaten zijn te behalen met bloemensproeier en zaklamp. Dan hoef je niet zo vroeg je bed uit ;-).


Een macrolens is niet persé noodzakelijk: met tussenringen zijn verbluffend goede resultaten te behalen, al verlies je er wel een stop licht mee. Ook een close-up filter biedt veel mogelijkheden.

10. Statief: Persoonlijk vind ik een statief erg onhandig bij het fotograferen van bloemen in b.v. een weiland, op de grond dus. Ik gebruik dan ook liever een rijstzak. Met eventueel een hoekzoeker.

Hopelijk helpen deze tips jullie op weg om de komende maand nog betere macrofoto's te maken!