woensdag 14 oktober 2015

Tips voor het maken van een portretfoto van iemand die een bril draagt

Bij het maken van een portretfoto van iemand die een bril draagt, heb je te maken met twee extra dingen om op te letten: spiegelingen in het brillenglas en schaduwen veroorzaakt door het montuur. Hoe positioneer je het model t.o.v. de zon, de lampen of de flitsers om dit te voorkomen?

In de vlog die ik op mijn website plaatste laat ik zien dat je door een kleine wijziging in de opstelling van de flitsers/lampen een veel beter resultaat kunt bereiken: http://www.stapfoto.nl/workshop-portretfotografie.php


dinsdag 15 september 2015

Spetteren met water!


In een vorige vlog https://youtu.be/htgVI4XRDKY liet ik zien hoe je spetterend water met behulp van flitsers kunt bevriezen. Dit keer weer een vlog over dit onderwerp, maar net even anders. 

Nu plonst er vloeistof uit een wijnglas. Dat vraagt een iets andere aanpak. Zo moeten de randen van het glas bijvoorbeeld donker blijven omdat het glas anders wegvalt tegen de witte achtergrond.

De vlog is hier te zien: https://youtu.be/gO1HWVWKD9o

Uiteindelijk is dit het resultaat: 

zaterdag 29 augustus 2015

splash!


Eén van de leukste en meest creatieve vormen van fotografie is splash- of in goed Nederlands plonsfotografie. Wat deze vorm van fotografie nog leuker maakt, is dat je met heel simpele middelen tot een heel bijzonder resultaat kunt komen. Hoe? Dat leg ik uit in dit filmpje wat ik maakte tijdens de voorbereidingen van een workshop.

In het filmpje gebruik ik vier reportageflitsers, maar dat is natuurlijk niet nodig. Je kunt ook lampen op de achtergrond richten om die te verlichten (denk dan wel om het evt. kleurzweem). Of je kunt er voor kiezen om de achtergrond niet te verlichten, zodat die donkerder wordt. Ook de voorkant van het onderwerp (een flesje in dit geval) kun je natuurlijk verlichten met  een gewone lamp. Het enige waar je een flitser voor nodig hebt, is voor het bevriezen van de waterdruppels. Zodat die scherp op de foto komen. Aan één flitser heb je dus genoeg om tot een 'wow-foto' te komen!



Heb je geen flitser en wil je het toch eens proberen? Bevries de waterdruppels dan door een korte sluitertijd op je camera in te stellen. Probleem is daarbij wel dat je door die korte sluitertijd een groter diafragma nodig hebt om voldoende licht op de sensor te krijgen. Waardoor druppels die ver voor of achter het flesje terecht komen, waarschijnlijk niet meer scherp zijn. Je kunt natuurlijk ook de iso-waarde verhogen, waarbij je dan de ruis die daardoor zal ontstaan op de koop toe moet nemen.

Klik om het filmpje te bekijken op onderstaande link. Veel kijkplezier!

https://youtu.be/htgVI4XRDKY

maandag 29 juni 2015

Drie veel voorkomende misverstanden in de fotografie


Misverstand 1: Om bewegingsonscherpte te voorkomen, moet je bij lange sluitertijden de spiegel opklappen

Sla de fotografieboeken er op na. Kijk op internet. Praat met gerenommeerde fotografen. Overal hoor je verkondigen dat je bij het gebruik van lange sluitertijden de spiegel op moet klappen.  En toch ben ik zo eigenwijs om te beweren dat dat onzin is…..

Vanwaar dat ik deze boude uitspraak doe tijdens o.a. de workshop Lange sluitertijden in Zeeland? Omdat ik met logisch nadenken tot de conclusie kwam dat de korte tijd dat de spiegel trilling in de camera geeft, bij een sluitertijd van bijvoorbeeld 4 minuten echt geen invloed kan hebben. De tijdsduur dat de camera trilt is dan maar ca. 1% van de totale sluitertijd. Om mijn theorie te staven, nam ik de proef op de som.

Wat bleek? Het opklappen van de spiegel blijkt gemiddeld genomen zinvol te zijn bij sluitertijden die liggen tussen de  1/200 en  4 seconden. Bij snellere sluitertijden is er onvoldoende tijd om met trilling de scherpte te beïnvloeden, bij langere sluitertijden is de trillingstijd maar een fractie van de totale sluitertijd.

Waar de grens precies ligt, is afhankelijk van het soort fotografie. Bij macrofotografie en bij gebruik van een telelens die met de gondel op het statief staat, ligt de grens anders (1/200) dan bij gebruik van een groothoeklens (1/30). Ook het soort statief wat je gebruikt is van invloed. Hoe steviger het statief, hoe minder trilling.

Conclusie: zet je je camera met een matige telelens erop op een stevig statief, en fotografeer je met een sluitertijd die langer is dan 4 seconden, dan heeft het opklappen van de spiegel geen zin. Door een minder stevig statief, een langer brandpunt e.d. kan dit verschuiven, ik houd voor de zekerheid 10 seconden aan. Onderstaande foto werd gemaakt met een belichtingstijd van 30 seconden. Zonder vooraf de spiegel op te klappen dus.


Misverstand 2. Hoe meer pixels hoe beter

De camerasensor is opgebouwd uit een heleboel “photosites”, in de volksmond “pixels” genoemd. Hoe groter de pixels op de sensor zijn, hoe meer licht ze op kunnen vangen. Bij een sensor waarop 14 miljoen pixels zitten, zijn de pixels groter dan bij een sensor (van dezelfde grootte) waarop 36 miljoen pixels zitten. Immers: als je meer pixels op hetzelfde oppervlak kwijt wilt, zullen die pixels kleiner moeten zijn, anders lukt het niet.  

Bij iedere sensor is er sprake van een ‘basis ruissignaal’. Meestal wordt dit wel overstemd door het signaal wat de sensor/pixel afgeeft nadat er licht op gevallen is. Maar als er heel weinig licht op de sensor/pixel valt omdat die pixel heel klein is, kan het zijn dat het basis ruissignaal boven het door het licht veroorzaakte signaal uit komt. Dat is de omstandigheid dat je ruis op de foto ziet.

Logische conclusie is dan ook dat een sensor met kleine pixels een foto met meer ruis op zal leveren. En dat een even grote sensor met 36 MP dus meer ruis zal geven dan een sensor met 14 MP. Al kan het verschil wel wat verminderd worden door de ruisreductie die de camera uitvoert.

Meer pixels is dus niet altijd beter. Ja, je krijgt er scherpere foto’s door. Als je altijd in goede lichtomstandigheden fotografeert ben je met meer pixels dus in het voordeel. Maar als je wel eens met minder licht fotografeert (zoals ik laatst in een congrescentrum deed) en flitsen niet mogelijk of ongewenst is, dan kun je beter een camera kiezen met wat grotere pixels op de sensor. Zodat de je ISO wat hoger kunt zetten zonder gelijk tegen een ruisprobleem aan te lopen.

De foto hieronder van minister Blok maakte ik met de ISO op 2000. Met een camera met een fullframe sensor en maar 16,2 MP daarop. Grote pixels dus die veel licht op kunnen vangen. Waardoor de ruisprestaties bijzonder goed zijn.


Misverstand 3. Pas als je in de M-stand fotografeert, ben je een goede fotograaf

Ik werd gebeld door de moeder van een voorheen enthousiaste hobby fotograaf. Of cursisten bij mij ook in de M-stand moesten fotograferen. Nee, dat hoeft niet, maar vanwaar die vraag?
Na wat doorvragen bleek haar zoon een cursus gedaan te hebben bij een fotograaf die vond dat zijn cursisten in de M-stand moeten fotograferen. Waarmee haar zoon alle lol in fotografie verloren had.

Een week later kwam de zoon bij me voor een privéles. Cadeautje van z’n moeder. We gingen samen op pad en fotografeerden met de camera op sluitertijdvoorkeuze voor bewegende onderwerpen zoals  wielrenners, en op diafragmavoorkeuze bij portretfoto’s en landschapsfoto’s.
De volgende dag belde z’n moeder me helemaal blij op. Haar zoon had weer lol in fotografie!

De M-stand is nuttig in een aantal situaties. Bij flitsen met de flitsers van de camera af, staan zowel de flitsers als de camera bij mij op manueel. Of bij bijvoorbeeld het fotograferen van een onderwerp in wisselende lichtomstandigheden, dus afwisselend zon en wolken. De automaat zal dan steeds de belichting aanpassen en dat is niet altijd wat je wilt. 

Voor het overige: als ik de camera op sluitertijdvoorkeuze zet en kies voor een sluitertijd van 1/1000 bij het fotograferen van rennende honden, dan kiest de camera daar een diafragma bij. Laten we zeggen f8. Afhankelijk van de gekozen ISO-waarde. Zet ik de sluitertijd in de manuele modus op 1/1000 bij diezelfde ISO-waarde, dan draai ik aan het diafragmawiel tot de belichtingsmeter in het midden staat.  Geen twijfel mogelijk: ik zal op f8 uit komen. Ik heb er alleen langer over gedaan om de juiste belichting te vinden. En kan dus mijn kans op een mooie foto daarmee verspeeld hebben.

Ik hoor jullie denken: maar wat als ik wil over- of onderbelichten? Dat moet toch wel in de M-stand? Nee hoor, daarvoor heeft iedere camera de functie “belichtingscompensatie”. Meestal als +/- knopje te vinden bovenop of achterop de camera, soms in het menu.

Dus: bewust kiezen voor de M(anuele)-, S(luitertijd)- of A(perture)-stand maakt je tot een goede fotograaf. Klakkeloos op de M-stand fotograferen niet.

Dit jonge wilde zwijntje is gefotografeerd met de camera op sluitertijdvoorkeuze: 1/30 seconde. De ISO stond op 400. De camera bedacht er zelf een diafragma bij van 13. Maar dat is volkomen onbelangrijk. Een diafragma van bijvoorbeeld 8 had hetzelfde resultaat gegeven. Scherptediepte was hier niet van belang. De juiste sluitertijd kiezen en snel het moment pakken wel . Vandaar dat ik in dit geval niet de M-stand gebruikte maar sluitertijdvoorkeuze.


Ik wens jullie allemaal een heel fijne en fotogenieke vakantie toe!

zaterdag 23 mei 2015

20 tips voor betere portretfoto's

Inmiddels geef ik al heel wat jaren workshops portretfotografie. En iedere keer zie ik de cursisten weer in dezelfde kuilen vallen. De twintig meest voorkomende valkuilen beschrijf ik hieronder. 

1.            Met stip op 1: er is geen contact met het model. Men is zo druk met de techniek (camera-instellingen, lichtopstelling) dat het model vergeten wordt. Resultaat: een model wat zich zeer ongemakkelijk voelt. Vertel dus wat je aan het doen bent, ga het gesprek aan, geef aanwijzingen en complimenten en laat tussendoor de gemaakte foto's zien.
2.            Het model wordt klakkeloos recht voor de camera neergezet. Dat is niet voor iedereen even flatteus. Probeer het model eens met één schouder naar de camera te laten draaien.
3.            Rechte lijnen maken het portret saai en statisch. Zorg er dus voor dat er diagonale lijnen ontstaan doordat het model de ene schouder hoger heeft dan de andere, door de ene hand hoger in de zij te plaatsen dan de andere, door de camera schuin te houden, etc.



4.            Iedereen is zich bewust van z'n minder sterke kanten en wordt daar onzeker van als er een portretfoto gemaakt moet worden. Het is aan de fotograaf om de sterke kanten te benadrukken en de minder sterke kanten te camoufleren. Hoe? Door bijvoorbeeld iemand met flaporen van de zijkant te fotograferen en het oor in de schaduw te houden.
5.            Vrouwen zijn meestal niet blij met hun rimpels. Houd er rekening mee dat strijklicht rimpels accentueert. Met zacht licht wat recht van voren komt, worden de rimpels nagenoeg onzichtbaar.
6.            Iemand met een rond gezicht van boven af fotograferen zorgt ervoor dat het gezicht smaller lijkt.



7.            Iemand met een wijkende haargrens fotografeer je juist van onderen. Kijk bij een laag standpunt wel uit voor inkijk in de neus, voor het accentueren van brede heupen en de onderkin.
8.            Laat iemand met vetrolletjes niet op een bank zitten maar rechtop op een stoel.
9.            Glimplekken die ontstaan door transpiratie zijn niet mooi. Zorg daarom dat je matterende poeder bij de hand hebt. Ook mannen krijgen natuurlijk glimplekken als ze transpireren. Maar zij vinden het meestal niet zo stoer om met een poederkwast aan de slag te gaan. Voor hen zijn er tissues met matterende poeder te koop.
10.          Een portret is niet alleen voor herkenning, een portret vertelt een verhaal. Denk daar aan bij de keuze van kleding en achtergrond.



11.          Gebruik eventueel accessoires om het verhaal te vertellen.
12.          Een relatief grote lichtbron geeft zachter licht dan een relatief kleine lichtbron. Wil je zacht licht, zet dan een paraplu of softbox voor de lamp of flitser en zet de lichtbron dicht bij het model.
13.          Licht wat van boven komt (lamp, flitser of zonlicht) zorgt voor schaduw onder de wenkbrauwen, en maakt daardoor donkere holtes van de ogen. Waardoor de gezichtsuitdrukking verdwijnt. Niet doen dus!



14.          Het model tegen de zon in laten kijken is geen goed idee. Hij of zij zal dan gaan knijpen met de ogen. Laat het model liever in de schaduw of met de rug naar de zon staan en flits eventueel een klein beetje in.
15.          Voorkom lelijke schaduwen in het gezicht en in de hals. Kijk maar eens in tijdschriften en brochures hoe vaak er bijvoorbeeld een schaduw van een bril het gezicht ontsiert. Dat wil je toch niet? Door je model in de schaduw te zetten of door in de studio de lampen anders te positioneren voorkom je dit. 
16.          Wil je binnen fotograferen zonder flitslicht, dan zal de ISO omhoog moeten. Houd er dan rekening mee dat het dynamisch bereik daardoor omlaag zal gaan, dat schaduwen dus eerder dichtlopen en hoge lichten eerder uitbijten.
17.          Zet het model niet te dicht bij de achtergrond als je gaat flitsen, dat voorkomt slagschaduwen. Hoewel je die schaduw soms ook als extra toevoeging aan je foto kunt gebruiken....

  
18.          Foto's met oogcontact werken vaak het best. Stel dan scherp op het dichtstbijzijnde oog en zorg voor een lichtje in het oog. Let op: bij commerciële fotografie gelden andere regels voor wat betreft de kijkrichting van het model!
19.          In principe wil je zowel de neus als de ogen scherp hebben (tenzij je om creatieve redenen een andere keuze maakt). Meestal kom je dan uit een op diafragma van tussen de 5,6 en 8.
20.          Als iemand een gespannen mond heeft, vraag hem of haar dan om wat lucht tussen de lippen door te blazen.

En als toegift: maak het eens wat spannender door niet het hele gezicht op de foto te zetten!





zondag 15 maart 2015

Tips voor het fotograferen van het noorderlicht

Wat een geluk hadden we! Tijdens ons verblijf in Lapland zagen we drie keer het noorderlicht. En dat moest natuurlijk gefotografeerd worden! Maar hoe doe je dat, het noorderlicht fotograferen?

Allereerst is het van belang om een goede locatie te kiezen. Dat wil zeggen een locatie met weinig strooilicht en met iets op de voorgrond. Noorderlichtfoto’s zonder voorgrond worden gauw saai!
En dan is het afwachten. Is er voldoende activiteit? Is het onbewolkt? In de eerste week dat we in Lapland waren zagen we drie maal noorderlicht. In de tweede week was er wel activiteit, maar was het bewolkt. En dan zie je dus niets…..

Stel dat je geluk hebt en dat het noorderlicht te zien is. Hoe maak je daar dan foto’s van? Een goed statief is belangrijk (image stabilisatie uit zetten!). Liefst een statief met isolatie om de poten zodat je het vast kunt pakken zonder dat je vingers er aan vast vriezen. Een goedkope oplossing daarvoor: CV-buis isolatie om de poten.

Verder: gebruik een groothoeklens en verwijder het UV-filter en andere filters. Dit kan vignettering en rare kleuren en lichtkringen veroorzaken. 



Dan de camera-instellingen (op manueel):


De sluitertijd zet je op 15-25 seconden. Langer dan 25 seconden is niet aan te raden, omdat de sterren dan streepjes in plaats van puntjes worden. Daarnaast worden de mooie noorderlicht explosies dan wazige lichtbanen en dat is niet wat je wilt.

Het diafragma zet je op 2.8 – 5.6, al naar gelang de hoeveelheid licht die er is. Let er op dat de grootste opening vignettering kan geven. Daarbij is een net iets kleinere opening handig als je de voorgrond ook nog scherp op de foto wilt hebben.

De Iso zet je op 200-1600, ook weer afhankelijk van de hoeveelheid licht en de camera die je gebruikt. Met een fullframe camera kun je meestal hogere iso-waardes gebruiken zonder last te hebben van ruis. Stel de iso liefst zo laag mogelijk in, maar bedenk dat diafragma en sluitertijd meer bepalend zijn voor het uiteindelijke resultaat. Soms beweegt het noorderlicht bijvoorbeeld zo sterk dat je de beweging moet ‘bevriezen’ door een korte sluitertijd te gebruiken. Dan heb je dus een hogere iso-waarde nodig. Evt. kun je dan de ruisreductie in je camera aan zetten, maar ik fotografeer in RAW en doe dat liever achteraf in de RAW-converter.

Vaste waarden voor sluitertijd, diafragma en iso zijn niet te geven, omdat de intensiteit van het noorderlicht varieert. Begin met Iso 640, f4 en een sluitertijd van 15 seconden. Bekijk dan hoe de foto er op het LCD-scherm uitziet en check ook vooral het histogram! 
Een voorbeeld: onderstaande foto maakte ik met iso 400, f4 en 20 seconden.
 


Zet de witbalans op daglicht (of op automatisch als je in RAW fotografeert, omdat je het dan achteraf aan kunt passen).

De afstandsinstelling (manueel) kan in principe op oneindig gezet worden (niet voorbij het oneindig-teken draaien!). Kijk wel op je LCD-scherm (inzoomen) of deze instelling goed is. Bij een onjuiste scherpstelling worden de sterren geen scherpe puntjes maar wattige bolletjes. 

Soms werkt de instelling op oneindig niet goed en moet je toch op een planeet scherpstellen.
Eventueel door in te zoomen op Live view. Beter dit in het begin goed zetten, dan een reeks mislukte
foto’s. Kijk uit dat je na het scherpstellen niet meer aan de scherpstelring komt...

Mocht je een keer dichtbij scherp willen stellen omdat je bijvoorbeeld je partner op de foto wilt zetten
voor het noorderlicht, doe dit dan handmatig (AF uit dus). Menig foto van mij is mislukt omdat
mensen de AF aan hadden staan en het rode scherpstellicht op de bomen op de voorgrond scheen. Die
rode streep ze je vervolgens terug op mijn foto. Kijk maar eens naar dit Timelapsefilmpje wat ik

Overige tips: 
Verlaag de helderheid van het LCD-scherm. Zo wennen je ogen beter aan het donker. En val je anderen niet lastig met hinderlijk licht.

Gebruik een zonnekap om bevriezen van je frontlens te voorkomen.

Een draadontspanner of afstandsbediening gebruik je voor sluitertijden van langer dan 30 seconden, dus als de sluitertijd op “Bulb” staat. Of bij kortere sluitertijden om bewegingsonscherpte te voorkomen. Omdat de sluitertijd hier korter is dan 30 seconden kun je ook werken met de zelfontspanner om bewegingsonscherpte te voorkomen. Zet die dan op 2 seconden. 


Wat ik zelf gedaan heb (zit niet standaard op alle camera’s, soms moet je er dus een extra hulpstuk voor kopen), is de camera op interval zetten. Na 2 seconden werd steeds weer een nieuwe foto gemaakt met een belichtingstijd van 15 of 20 seconden gemaakt. Ook leuk om er achteraf een timelapse van te kunnen maken! 
Extra en belangrijk voordeel is dat je door op deze manier te fotograferen rustig de tijd hebt om van het spektakel te genieten. Wel zo af en toe de interval even stopzetten om de belichting te controleren….
 


Het is belangrijk dat je je toestel goed kent. Als je alles nog uit moet zoeken terwijl het noorderlicht aan de hemel verschijnt, ben je echt te laat. Neem evt een heel
  klein zaklampje mee als je camera geen knop verlichting heeft. 
Tip: bij Stapfoto zijn prima fotografiecursussen te volgen om je camera te leren kennen! Kijk op
www.stapfoto.nl

Natuurlijk zijn ook de algemene aandachtspunten van het in koude omstandigheden fotograferen van belang. Zie mijn vorige blog hierover. Denk daarbij aan het dragen van aangepaste kleding en handschoenen, het warm houden van de batterijen, etc. 

maandag 2 februari 2015

Tips voor fotograferen onder (extreem) koude omstandigheden

Afgelopen weken waren we in Lapland. En fotografeerden we met temperaturen van tussen de -32 en -13 graden. Waren we in Japan met -20 al wel aan koude omstandigheden gewend, in Lapland was het toch even wat anders. Sneeuwstormen zorgden voor extreme koude (gevoelstemperatuur gemiddeld  -40) en dat vroeg om de nodige aanpassingen!


Zo koud als in Lapland zal het in Nederland vast niet worden, maar nu Koning Winter ook bij ons op bezoek is, toch een paar tips. Geen tips over dat je moet overbelichten in de sneeuw en dergelijke, maar tips over hoe je omgaat met de kou. Handig voor als je in februari nog op wintersport gaat!

1. Batterijen zijn snel leeg als je fotografeert in koude omstandigheden. Neem dus reservebatterijen mee en bewaar die op je lichaam zodat ze warm blijven.

En om toch iets langer met de batterijen te kunnen doen: koop handwarmers. Dat zijn kleine zakjes die je activeert door ze zachtjes te kneden.  Bedoeld om in je handschoen te doen zodat je handen warm blijven. Maar ze werken ook prima als je ze op het batterijhuis van je camera of i-phone plakt!

2. Als je van buiten naar binnen gaat, laat je camera dan heel geleidelijk opwarmen om condensvorming te voorkomen. Sam, mijn man, was wat ongeduldig en haalde de camera te snel uit de tas. Een drijfnatte camera was het gevolg. Laat de de camera dus in de tas zitten als je naar binnen gaat. Na een uurtje kun je de tas een heel klein beetje open zetten. Een paar uur later is de camera dan wel zover geacclimatiseerd dat je hem uit de tas kunt halen.



3. De benodigde kleding is een verhaal apart. Zonder goede kleding krijg je het koud en verdwijnt je animo om te fotograferen.

Allereerst de handschoenen. Ik fotografeer in Nederland altijd met handschoenen die een wegklapbare flap om de vingers en om de duim hebben (dat laatste is belangrijk om de draaiwieltjes te kunnen bedienen!). Ik draag daar heel dunne onderhandschoenen onder, zodat de vingers nog wel bedekt zijn als ik de camera moet bedienen en de flap dus teruggeslagen is. In Lapland waren de handschoenen die we uit Nederland meenamen niet toereikend, we kochten ter plekke handschoenen gemaakt van rendierleer, gevoerd met vacht.

4. Wat we verder deden om het gepruts met knopjes en handschoenen te beperken, is de camera binnen alvast zo goed mogelijk instellen. Dus bijvoorbeeld van de noorderlicht instellingen van de avond ervoor af halen. Die hoge iso en lange sluitertijd heb je overdag echt niet nodig…..


5. Dan de rest van de kleding: veel lagen! Als je erg actief bent kun je met een of twee lagen minder volstaan. Pas de kleding aan aan de activiteit die je gaat ondernemen.

De lagen waar we op uit kwamen voor een wandeling met veel fotostops boven op de heuvel (windchill) waren voor de bovenkleding:
a. bivakmuts
b. kamikaze muts met (nep)bontrand die ook je oren bedekt
c. thermisch ondergoed met lange mouwen
d. daarover heen een thermische pully
e. daaroverheen een goede kwaliteit fleece (of wollen) trui
f.  dan een goed fleecevest
g. vervolgens een windstopper
h. een dikke gevoerde jas met capuchon met (nep)bontrand.


De onderkant zag er als volgt uit:
a. kniekousen van merino wol (die kriebelt niet)
b. een thermische lange onderbroek
c. sokken van merino wol of van synthetisch materiaal
d. een winddichte broek gevoerd met fleece
e. de skibroek
f.  een wind en waterdichte broek
g. Sörel schoenen (ik kocht neppers in Nederland, maar die barsten kapot van de koude, dus ter plekke toch maar Sörels gekocht. Die in Lapland overigens de helft goedkoper waren dan in Nederland..)

Let er vooral op dat je geen katoen draagt. Ik heb het uitgeprobeerd nadat ik hoorde dat dit veel verschil zou maken. En dat was inderdaad zo. Zodra ik een katoenen T-shirt als tussenlaag droeg, kreeg ik bij een beetje inspanning een natte rug en werd ik koud. Op dagen waarop ik geen katoen droeg was dit niet het geval. Draag dus wol of synthetisch materiaal.



6. Je snapt het al: aan- en uitkleden kost veel tijd. Houd hier rekening mee als je ergens op tijd moet zijn. Denk er ook om dat je geen douche neemt vlak voor vertrek en geen waterhoudende crèmes gebruikt. Met water op de huid heb je meer kans op frostbite (vrieswonden). Ik gebruikte voor m'n gezicht een zalf bestaande uit lanoline, bijenwas en amandelolie. Dat werkte prima.

7. Een bivakmuts is echt noodzakelijk om te voorkomen dat je gezicht bevriest. Maar brildragers hebben dan wel een probleem: zodra je ademt beslaat je bril en even later is dit bevroren. Dan zie je dus helemaal niets meer. Iedere dag vooraf je bril insmeren met een beetje afwasmiddel helpt tegen het beslaan….

8. Dit beslaan gebeurt overigens ook als je tegen je LCD-scherm en/of zoeker ademt. Houd dus je adem in als je een foto maakt.


PS Omdat ik steeds vaker slachtoffer wordt van mensen die zonder overleg mijn foto's gebruiken, ben ik helaas genoodzaakt om een watermerk over mijn foto's te zetten. Excuses daarvoor!