dinsdag 20 september 2016

Voor jezelf beginnen, iedereen kan het!

Veel mensen, waaronder veel fotografen, dromen ervan om voor zichzelf te beginnen. Ze hebben net zoals ik genoeg van verplichte nutteloze vergaderingen, van organisatiepolitiek en van een baas boven zich. Maar hoe pak je dat aan? 50% Van de zzp'ers en MKB'ers bestaat na 5 jaar niet meer… Dat was best een schrikbeeld toen ik mijn bedrijf startte!

De algemene tendens is duidelijk: je moet je onderscheiden. Je moet iets te bieden hebben waar de klant op zit te wachten en wat weinig anderen kunnen bieden. Iets wat de klant helpt om een probleem op te lossen. Of om een droom waar te maken.

In mijn geval zat dat onderscheidende in mijn werkervaring. Voordat ik het roer omgooide en zelfstandig fotograaf werd, was ik werkzaam op het gebied van bedrijfskunde: organisatieontwikkeling en marketing & communicatie. Het zal geen verrassing zijn dat mijn specialisatie bedrijfsfotografie is! En dat ik daarnaast, als voormalig managementtrainer, nu docent fotografie ben.

Vaak wordt gezegd dat je voor het ondernemerschap in de wieg gelegd moet zijn. Maar Linda Spaanbroek, schrijfster van het boek “ondernemershout bestaat niet” denkt dat iedereen ondernemer kan worden. In het boek overstelpt ze je met tips over ondernemerschap.



Laten we eens kijken wat zij over ondernemerschap zegt.
Ze begint met de basis van ondernemen: zorg dat je je rekeningen kunt betalen. Van leveranciers, belastingdienst, etc. M.a.w. zorg voor een goede administratie, wees je bewust van je omzet, kosten en liquiditeit. Niet het leukste deel van ondernemerschap, maar wel noodzakelijk.

Daarna beschrijft ze 6 stappen die ervoor moeten zorgen dat je (meer) klanten krijgt. Zonder klanten geen omzet, hoe goed je dienst of product ook is!

Stap 1: wees expert op je vakgebied. Lever kwaliteit waar je 100% achter staat. Vraag referenties voor op je website. Deel je kennis op Linked In, in blogs, etc.

Stap 2. Zorg voor een duidelijke en afgebakende doelgroep. Veelzijdigheid leidt tot verwarring. Mensen zoeken een specialist.

Ik kan dit alleen maar beamen. Toen ik startte als fotograaf deed ik van alles: ik dobberde van  familieportretten naar evenementen, van honden naar bedrijfsreportages, van newborn naar het verzorgen van fotografielessen.

Ik zie dit nog steeds gebeuren bij de fotografen die nu starten. Ze zijn bang opdrachten mis te lopen als ze niet alles aanpakken. Herkenbaar, maar het tegengestelde blijkt het geval te zijn. Sinds ik me gespecialiseerd heb in bedrijfsfotografie en het geven van fotocursussen en –workshops kan ik me daar 100% op focussen. En zit ik in een opwaartse spiraal.

Ik heb veel werk passend bij m'n specialisme, waardoor ik steeds meer ervaring opdoe (je bent nooit uitgeleerd!) en nog meer die specialist wordt. En dus krijg ik nog meer werk, verdien ik geld om apparatuur te kopen en om relevante opleidingen te doen, waardoor ik me weer meer kan onderscheiden op de markt, etc., etc., etc. Het vliegwiel draait op volle toeren.

Wees dus niet bang om je volledig te richten op dat waar je goed in bent! Of dat nu door je achtergrond is, door je creativiteit of door je internationale netwerk, het maakt niet uit. Word de beste op jouw vakgebied en je hebt straks een succesvol en rendabel bedrijf.

Stap 3: bouw aan know – like – trust. Je doelgroep moet je leren kennen om te kunnen bepalen of ze je aardig vinden en kunnen vertrouwen. Houd de contactmomenten persoonlijk en authentiek om aan je “like” en “trust” te werken.  

Dit wetende, verbaas ik me over de grote hoeveelheid stockfoto's (gratis foto's van verzamelsites) die gebruikt worden op websites van bedrijven. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat stockfoto's wantrouwen wekken bij de bezoeker op de website. Van die “trust” gaat het met stockfoto's dus nooit komen!

Stap 4: Wat levert het op? Verkoop je dienst of product door aan te geven wat men kan verdienen, besparen of vermijden door jouw product of dienst te kopen. Levert het geld, gezondheid, vrije tijd, kennis, waardering of bijvoorbeeld comfort op? Benoem dat dan op je website, in verkoopgesprekken, webinars, e-mail (listbuilding!), etc.



Stap 5: differentieer in je aanbod. Zorg voor een gratis weggever (zoals een mp3, e-book, checklist of video). Biedt klanten daarna de mogelijkheid om op een goedkope manier kennis met je te maken.  Vervolgens kunnen ze doorstromen naar duurdere diensten die steeds uitgebreider en persoonlijker worden.

Stap 6. Ga het doen! Teveel nadenken remt de groei van je bedrijf. En stel niet het tienvoud aan eisen aan jezelf waar je juist als werknemer zo van baalde! Veel ondernemers ervaren dat ze zelf hun ergste baas zijn….

Natuurlijk beschrijft Linda Spaanbroek deze zes stappen veel uitgebreider in haar boek. Leuk om te zien is dat ze een aantal van de stappen ook in de praktijk brengt in haar boek. Ze laat haar expertise zien, maakt het persoonlijk, biedt de lezer een gratis weggever aan.

Haar schrijfstijl leest makkelijk weg. De teksten zijn kort en bondig met prikkelende titels. Het is een boek wat je eerst lekker relaxed doorleest en wat je er later nog eens bij pakt met een: “hoe zat dat ook alweer?”.  Kortom: een aanrader! Voor wie geïnteresseerd is: het boek is te bestellen via http://tinyurl.com/ondernemershout.


vrijdag 15 januari 2016

Creatieve fotografie: staalwol draaien!

Een van de deelnemers aan de Stapfoto Vakgroep, een groep met ver gevorderde fotografiecursisten, opperde het idee om eens met brandende staalwol aan de slag te gaan. Nou, voor dat soort ideeën ben ik altijd te vinden! Dus planden we samen een generale, om daarna met de hele vakgroep aan de slag te gaan. Doel was een eindresultaat zoals dit: 




Benodigdheden

Wat heb je nodig om zo’n foto te maken?
  1. Heel fijne staalwol (0 tot 0000) zonder zeep. Dit brandt 10-20 seconden (afhankelijk van de draaisnelheid). Hoe meer je het uit elkaar pluist, hoe meer spetters je krijgt omdat er meer zuurstof bij de staalwol komt. Maar de staalwol is dan wel eerder opgebrand en meer spetters is niet altijd mooier! 
  2. Een garde (met een metalen handvat) en een ketting met karabijnhaak om de garde aan vast te maken zodat je die rond kunt draaien. Draai eerst ‘droog’ zodat je weet hoe lang de ketting moet zijn, hij mag de grond (of het water) natuurlijk niet raken.
  3. Een aansteker of een batterij (waarbij beide polen aan 1 kant zitten) om de staalwol aan te steken.
  4. Brandwerende of katoenen kleding: Lange broek, lange mouwen, pet of muts waar je de haren onder stopt, bril, handschoenen. Zorg voor donkere kleding, anders valt dit teveel op op de foto.  
  5. Brandblusser
  6. Zaklamp om scherp te kunnen stellen op de draaier
  7. Camera met groothoeklens (14-24 bijvoorbeeld) op statief (vibratie reductie dus uit!)
  8. Ga niet alleen op pad om dit te doen (met camera op statief en d.m.v. zelfontspanner). Je speelt letterlijk en figuurlijk met vuur….
  9. Neem je mobiel mee voor het geval er toch iets gebeurt. 
  10. Bij in het water staan ( = mooie weerspiegeling en veilig!) zijn (lies)laarzen handig. Zie dit filmpje: https://youtu.be/FWQgN4IVcXY



Werkwijze

Zoek een locatie bij het water, op zand of asfalt. Kortom waar geen brandbare vegetatie is.

Pluis de staalwol uit elkaar en stop die in de garde. Controleer iedere keer voordat je gaat draaien of de garde nog oké is, of bijvoorbeeld het handvat nog steeds stevig aan de garde vast zit.

De draaier gaat op z’n plek staan en wordt door een van de fotografen verlicht met een zaklamp, zodat iedereen scherp kan stellen. Daarna gaat de AF uit.

Zorg dat de camera op redelijke afstand staat. De vonken komen zeker 20 meter ver (afhankelijk van de draaisnelheid). En er schieten stukje staalwol uit de garde die je niet op je camera wilt krijgen. Schroef voor de zekerheid in ieder geval een UV-filter voor je lens.

Stel de camera in: diafragma zo klein mogelijk ivm scherptediepte (meestal f8-f11), iso zo laag mogelijk (ergens tussen de 200 en 800), witbalans op wolkje (maakt in RAW niet uit, maar het is toch leuk om gelijk gele spetters op je LCD-scherm te zien). De sluitertijd is afhankelijk van hoe licht het nog is en hoeveel omgevingslicht je op de foto wilt hebben, dus hoe lang  je de sluiter nog open wilt laten staat nadat de staalwol uitgevonkt is. Voor de foto die ik tijdens het blauwe uurtje maakte, gebruikte ik een sluitertijd van 6 seconden. Voor de foto met de lichtvervuiling 30 seconden. Maak testfoto’s om te zien of de belichting aan je wensen voldoet.

De draaier gaat nu draaien en de fotografen drukken de ontspanknop in.

Het moet (bijna) donker zijn, anders zie je geen spetters. Maar het blauwe uurtje of lichtvervuiling op de achtergrond is ook mooi!




Kijk nadat je gedraaid hebt en voor vertrek steeds goed om je heen of er toch niet ergens een vonk een brandje veroorzaakt. Misschien kwam er een stukje brandend staalwol op je tas terecht, op blad wat in de tunnel lag, etc.

Thuisgekomen ga je natuurlijk gelijk de foto’s bekijken! Soms kom je dan rare snuiters tegen ;-)




woensdag 14 oktober 2015

Tips voor het maken van een portretfoto van iemand die een bril draagt

Bij het maken van een portretfoto van iemand die een bril draagt, heb je te maken met twee extra dingen om op te letten: spiegelingen in het brillenglas en schaduwen veroorzaakt door het montuur. Hoe positioneer je het model t.o.v. de zon, de lampen of de flitsers om dit te voorkomen?

In de vlog die ik op mijn website plaatste laat ik zien dat je door een kleine wijziging in de opstelling van de flitsers/lampen een veel beter resultaat kunt bereiken: http://www.stapfoto.nl/workshop-portretfotografie.php


dinsdag 15 september 2015

Spetteren met water!


In een vorige vlog https://youtu.be/htgVI4XRDKY liet ik zien hoe je spetterend water met behulp van flitsers kunt bevriezen. Dit keer weer een vlog over dit onderwerp, maar net even anders. 

Nu plonst er vloeistof uit een wijnglas. Dat vraagt een iets andere aanpak. Zo moeten de randen van het glas bijvoorbeeld donker blijven omdat het glas anders wegvalt tegen de witte achtergrond.

De vlog is hier te zien: https://youtu.be/gO1HWVWKD9o

Uiteindelijk is dit het resultaat: 

zaterdag 29 augustus 2015

splash!


Eén van de leukste en meest creatieve vormen van fotografie is splash- of in goed Nederlands plonsfotografie. Wat deze vorm van fotografie nog leuker maakt, is dat je met heel simpele middelen tot een heel bijzonder resultaat kunt komen. Hoe? Dat leg ik uit in dit filmpje wat ik maakte tijdens de voorbereidingen van een workshop.

In het filmpje gebruik ik vier reportageflitsers, maar dat is natuurlijk niet nodig. Je kunt ook lampen op de achtergrond richten om die te verlichten (denk dan wel om het evt. kleurzweem). Of je kunt er voor kiezen om de achtergrond niet te verlichten, zodat die donkerder wordt. Ook de voorkant van het onderwerp (een flesje in dit geval) kun je natuurlijk verlichten met  een gewone lamp. Het enige waar je een flitser voor nodig hebt, is voor het bevriezen van de waterdruppels. Zodat die scherp op de foto komen. Aan één flitser heb je dus genoeg om tot een 'wow-foto' te komen!



Heb je geen flitser en wil je het toch eens proberen? Bevries de waterdruppels dan door een korte sluitertijd op je camera in te stellen. Probleem is daarbij wel dat je door die korte sluitertijd een groter diafragma nodig hebt om voldoende licht op de sensor te krijgen. Waardoor druppels die ver voor of achter het flesje terecht komen, waarschijnlijk niet meer scherp zijn. Je kunt natuurlijk ook de iso-waarde verhogen, waarbij je dan de ruis die daardoor zal ontstaan op de koop toe moet nemen.

Klik om het filmpje te bekijken op onderstaande link. Veel kijkplezier!

https://youtu.be/htgVI4XRDKY

maandag 29 juni 2015

Drie veel voorkomende misverstanden in de fotografie


Misverstand 1: Om bewegingsonscherpte te voorkomen, moet je bij lange sluitertijden de spiegel opklappen

Sla de fotografieboeken er op na. Kijk op internet. Praat met gerenommeerde fotografen. Overal hoor je verkondigen dat je bij het gebruik van lange sluitertijden de spiegel op moet klappen.  En toch ben ik zo eigenwijs om te beweren dat dat onzin is…..

Vanwaar dat ik deze boude uitspraak doe tijdens o.a. de workshop Lange sluitertijden in Zeeland? Omdat ik met logisch nadenken tot de conclusie kwam dat de korte tijd dat de spiegel trilling in de camera geeft, bij een sluitertijd van bijvoorbeeld 4 minuten echt geen invloed kan hebben. De tijdsduur dat de camera trilt is dan maar ca. 1% van de totale sluitertijd. Om mijn theorie te staven, nam ik de proef op de som.

Wat bleek? Het opklappen van de spiegel blijkt gemiddeld genomen zinvol te zijn bij sluitertijden die liggen tussen de  1/200 en  4 seconden. Bij snellere sluitertijden is er onvoldoende tijd om met trilling de scherpte te beïnvloeden, bij langere sluitertijden is de trillingstijd maar een fractie van de totale sluitertijd.

Waar de grens precies ligt, is afhankelijk van het soort fotografie. Bij macrofotografie en bij gebruik van een telelens die met de gondel op het statief staat, ligt de grens anders (1/200) dan bij gebruik van een groothoeklens (1/30). Ook het soort statief wat je gebruikt is van invloed. Hoe steviger het statief, hoe minder trilling.

Conclusie: zet je je camera met een matige telelens erop op een stevig statief, en fotografeer je met een sluitertijd die langer is dan 4 seconden, dan heeft het opklappen van de spiegel geen zin. Door een minder stevig statief, een langer brandpunt e.d. kan dit verschuiven, ik houd voor de zekerheid 10 seconden aan. Onderstaande foto werd gemaakt met een belichtingstijd van 30 seconden. Zonder vooraf de spiegel op te klappen dus.


Misverstand 2. Hoe meer pixels hoe beter

De camerasensor is opgebouwd uit een heleboel “photosites”, in de volksmond “pixels” genoemd. Hoe groter de pixels op de sensor zijn, hoe meer licht ze op kunnen vangen. Bij een sensor waarop 14 miljoen pixels zitten, zijn de pixels groter dan bij een sensor (van dezelfde grootte) waarop 36 miljoen pixels zitten. Immers: als je meer pixels op hetzelfde oppervlak kwijt wilt, zullen die pixels kleiner moeten zijn, anders lukt het niet.  

Bij iedere sensor is er sprake van een ‘basis ruissignaal’. Meestal wordt dit wel overstemd door het signaal wat de sensor/pixel afgeeft nadat er licht op gevallen is. Maar als er heel weinig licht op de sensor/pixel valt omdat die pixel heel klein is, kan het zijn dat het basis ruissignaal boven het door het licht veroorzaakte signaal uit komt. Dat is de omstandigheid dat je ruis op de foto ziet.

Logische conclusie is dan ook dat een sensor met kleine pixels een foto met meer ruis op zal leveren. En dat een even grote sensor met 36 MP dus meer ruis zal geven dan een sensor met 14 MP. Al kan het verschil wel wat verminderd worden door de ruisreductie die de camera uitvoert.

Meer pixels is dus niet altijd beter. Ja, je krijgt er scherpere foto’s door. Als je altijd in goede lichtomstandigheden fotografeert ben je met meer pixels dus in het voordeel. Maar als je wel eens met minder licht fotografeert (zoals ik laatst in een congrescentrum deed) en flitsen niet mogelijk of ongewenst is, dan kun je beter een camera kiezen met wat grotere pixels op de sensor. Zodat de je ISO wat hoger kunt zetten zonder gelijk tegen een ruisprobleem aan te lopen.

De foto hieronder van minister Blok maakte ik met de ISO op 2000. Met een camera met een fullframe sensor en maar 16,2 MP daarop. Grote pixels dus die veel licht op kunnen vangen. Waardoor de ruisprestaties bijzonder goed zijn.


Misverstand 3. Pas als je in de M-stand fotografeert, ben je een goede fotograaf

Ik werd gebeld door de moeder van een voorheen enthousiaste hobby fotograaf. Of cursisten bij mij ook in de M-stand moesten fotograferen. Nee, dat hoeft niet, maar vanwaar die vraag?
Na wat doorvragen bleek haar zoon een cursus gedaan te hebben bij een fotograaf die vond dat zijn cursisten in de M-stand moeten fotograferen. Waarmee haar zoon alle lol in fotografie verloren had.

Een week later kwam de zoon bij me voor een privéles. Cadeautje van z’n moeder. We gingen samen op pad en fotografeerden met de camera op sluitertijdvoorkeuze voor bewegende onderwerpen zoals  wielrenners, en op diafragmavoorkeuze bij portretfoto’s en landschapsfoto’s.
De volgende dag belde z’n moeder me helemaal blij op. Haar zoon had weer lol in fotografie!

De M-stand is nuttig in een aantal situaties. Bij flitsen met de flitsers van de camera af, staan zowel de flitsers als de camera bij mij op manueel. Of bij bijvoorbeeld het fotograferen van een onderwerp in wisselende lichtomstandigheden, dus afwisselend zon en wolken. De automaat zal dan steeds de belichting aanpassen en dat is niet altijd wat je wilt. 

Voor het overige: als ik de camera op sluitertijdvoorkeuze zet en kies voor een sluitertijd van 1/1000 bij het fotograferen van rennende honden, dan kiest de camera daar een diafragma bij. Laten we zeggen f8. Afhankelijk van de gekozen ISO-waarde. Zet ik de sluitertijd in de manuele modus op 1/1000 bij diezelfde ISO-waarde, dan draai ik aan het diafragmawiel tot de belichtingsmeter in het midden staat.  Geen twijfel mogelijk: ik zal op f8 uit komen. Ik heb er alleen langer over gedaan om de juiste belichting te vinden. En kan dus mijn kans op een mooie foto daarmee verspeeld hebben.

Ik hoor jullie denken: maar wat als ik wil over- of onderbelichten? Dat moet toch wel in de M-stand? Nee hoor, daarvoor heeft iedere camera de functie “belichtingscompensatie”. Meestal als +/- knopje te vinden bovenop of achterop de camera, soms in het menu.

Dus: bewust kiezen voor de M(anuele)-, S(luitertijd)- of A(perture)-stand maakt je tot een goede fotograaf. Klakkeloos op de M-stand fotograferen niet.

Dit jonge wilde zwijntje is gefotografeerd met de camera op sluitertijdvoorkeuze: 1/30 seconde. De ISO stond op 400. De camera bedacht er zelf een diafragma bij van 13. Maar dat is volkomen onbelangrijk. Een diafragma van bijvoorbeeld 8 had hetzelfde resultaat gegeven. Scherptediepte was hier niet van belang. De juiste sluitertijd kiezen en snel het moment pakken wel . Vandaar dat ik in dit geval niet de M-stand gebruikte maar sluitertijdvoorkeuze.


Ik wens jullie allemaal een heel fijne en fotogenieke vakantie toe!

zaterdag 23 mei 2015

20 tips voor betere portretfoto's

Inmiddels geef ik al heel wat jaren workshops portretfotografie. En iedere keer zie ik de cursisten weer in dezelfde kuilen vallen. De twintig meest voorkomende valkuilen beschrijf ik hieronder. 

1.            Met stip op 1: er is geen contact met het model. Men is zo druk met de techniek (camera-instellingen, lichtopstelling) dat het model vergeten wordt. Resultaat: een model wat zich zeer ongemakkelijk voelt. Vertel dus wat je aan het doen bent, ga het gesprek aan, geef aanwijzingen en complimenten en laat tussendoor de gemaakte foto's zien.
2.            Het model wordt klakkeloos recht voor de camera neergezet. Dat is niet voor iedereen even flatteus. Probeer het model eens met één schouder naar de camera te laten draaien.
3.            Rechte lijnen maken het portret saai en statisch. Zorg er dus voor dat er diagonale lijnen ontstaan doordat het model de ene schouder hoger heeft dan de andere, door de ene hand hoger in de zij te plaatsen dan de andere, door de camera schuin te houden, etc.



4.            Iedereen is zich bewust van z'n minder sterke kanten en wordt daar onzeker van als er een portretfoto gemaakt moet worden. Het is aan de fotograaf om de sterke kanten te benadrukken en de minder sterke kanten te camoufleren. Hoe? Door bijvoorbeeld iemand met flaporen van de zijkant te fotograferen en het oor in de schaduw te houden.
5.            Vrouwen zijn meestal niet blij met hun rimpels. Houd er rekening mee dat strijklicht rimpels accentueert. Met zacht licht wat recht van voren komt, worden de rimpels nagenoeg onzichtbaar.
6.            Iemand met een rond gezicht van boven af fotograferen zorgt ervoor dat het gezicht smaller lijkt.



7.            Iemand met een wijkende haargrens fotografeer je juist van onderen. Kijk bij een laag standpunt wel uit voor inkijk in de neus, voor het accentueren van brede heupen en de onderkin.
8.            Laat iemand met vetrolletjes niet op een bank zitten maar rechtop op een stoel.
9.            Glimplekken die ontstaan door transpiratie zijn niet mooi. Zorg daarom dat je matterende poeder bij de hand hebt. Ook mannen krijgen natuurlijk glimplekken als ze transpireren. Maar zij vinden het meestal niet zo stoer om met een poederkwast aan de slag te gaan. Voor hen zijn er tissues met matterende poeder te koop.
10.          Een portret is niet alleen voor herkenning, een portret vertelt een verhaal. Denk daar aan bij de keuze van kleding en achtergrond.



11.          Gebruik eventueel accessoires om het verhaal te vertellen.
12.          Een relatief grote lichtbron geeft zachter licht dan een relatief kleine lichtbron. Wil je zacht licht, zet dan een paraplu of softbox voor de lamp of flitser en zet de lichtbron dicht bij het model.
13.          Licht wat van boven komt (lamp, flitser of zonlicht) zorgt voor schaduw onder de wenkbrauwen, en maakt daardoor donkere holtes van de ogen. Waardoor de gezichtsuitdrukking verdwijnt. Niet doen dus!



14.          Het model tegen de zon in laten kijken is geen goed idee. Hij of zij zal dan gaan knijpen met de ogen. Laat het model liever in de schaduw of met de rug naar de zon staan en flits eventueel een klein beetje in.
15.          Voorkom lelijke schaduwen in het gezicht en in de hals. Kijk maar eens in tijdschriften en brochures hoe vaak er bijvoorbeeld een schaduw van een bril het gezicht ontsiert. Dat wil je toch niet? Door je model in de schaduw te zetten of door in de studio de lampen anders te positioneren voorkom je dit. 
16.          Wil je binnen fotograferen zonder flitslicht, dan zal de ISO omhoog moeten. Houd er dan rekening mee dat het dynamisch bereik daardoor omlaag zal gaan, dat schaduwen dus eerder dichtlopen en hoge lichten eerder uitbijten.
17.          Zet het model niet te dicht bij de achtergrond als je gaat flitsen, dat voorkomt slagschaduwen. Hoewel je die schaduw soms ook als extra toevoeging aan je foto kunt gebruiken....

  
18.          Foto's met oogcontact werken vaak het best. Stel dan scherp op het dichtstbijzijnde oog en zorg voor een lichtje in het oog. Let op: bij commerciële fotografie gelden andere regels voor wat betreft de kijkrichting van het model!
19.          In principe wil je zowel de neus als de ogen scherp hebben (tenzij je om creatieve redenen een andere keuze maakt). Meestal kom je dan uit een op diafragma van tussen de 5,6 en 8.
20.          Als iemand een gespannen mond heeft, vraag hem of haar dan om wat lucht tussen de lippen door te blazen.

En als toegift: maak het eens wat spannender door niet het hele gezicht op de foto te zetten!